Enkele jaren geleden werd ons land getroffen door extreme watersnood. Wat hebben we daaruit geleerd? En welke maatregelen kunnen we nemen? Met het nodige ontzag voor de ontembare natuur licht Bart Verhaegen, Master in de Geografie en Senior Specialist Water bij Arcadis, verder toe.
In juli 2021 werd ons land getroffen door één van de grootste overstromingen van de afgelopen honderd jaar. Vooral in de vallei van de Vesder hield de “waterbom” hevig huis . Ook op andere plaatsen in ons land, zoals de vallei van de Ourthe en de Maasvallei in Limburg, was de situatie kritiek. Ook het buitenland deelde in de klappen. In Duitsland was de ravage aan de rivier de Ahr immens. Kunnen we vermijden dat dergelijke rampen opnieuw plaatsvinden? Of is de uitdaging eerder om de gevolgen van dergelijke overstromingen te milderen?
De overstromingen van 2021: lessen voor de toekomst
Overstromingen zijn van alle tijden. Hen voorkomen is een utopie. Wel kunnen we de aangerichte schade beperken, door een combinatie van ingenieurswerken en hydraulische kennis. De frequentie en de omvang van weerfenomenen zoals overstromingen en droogte nemen sterk toe, mede als gevolg van de klimaatverandering. We kunnen die oorlog niet winnen met de wapens en strategieën uit het verleden. Maar we kunnen er wel degelijk op een betere manier mee omgaan.
De ramp van juli 2021 drukte ons met de neus op de feiten. De gevallen neerslag oversteeg letterlijk en figuurlijk de bestaande infrastructuur, die voorzien was op overstromingen die zich eens per dertig of zelfs eens per honderd jaar voordoen. De vallei van de Vesder, nochtans goed beschermd door de stuwmeren van Eupen en van de Gileppe, kreeg het hard te verduren. Het feit dat de capaciteit van de stuwmeren de hoeveelheid regen niet aankon, verergerde de situatie dramatisch. Er zijn dus grenzen aan het incasseringsvermogen van overstromingswerende infrastructuur.
En daar knelt precies het schoentje. Wanneer dijken, stuwmeren en dergelijke meer de massale neerslaghoeveelheden niet kunnen slikken, werken ze eerder als een katalysator van waterellende. De beschermde gebieden worden namelijk een emmer die volloopt wanneer het water de dijken overstijgt.
Binnenkort zullen alle gegevens over de omvang van de watersnoodramp bekendgemaakt worden. Het is dan ook van belang om na te gaan of de criteria die tot op heden worden gebruikt, moeten worden opgeschaald. Maar er is meer nodig, namelijk een andere manier om naar dergelijke natuurrampen te kijken. We moeten niet vechten tegen het water, we moeten ermee leren omgaan.
Welke maatregelen dringen zich op?
Op het vlak van ruimtelijke ordening zijn moeilijke – en waarschijnlijk onpopulaire – maatregelen nodig. Een nog strenger vergunningenbeleid voor bouwen in overstromingsgevoelige gebieden zal een belangrijke verantwoordelijkheid worden voor de overheden, bij ons en in andere landen. Zo dringt een bouwstop in overstromingsgevoelige gebieden zich op. De Vlaamse overheid voerde onlangs de bouwshift in, één van de instrumenten om overstromingsgebieden te vrijwaren. De vraag wat te doen met bestaande gebouwen binnen dergelijke gebieden, is eveneens pertinent. Heeft het immers zin om woningen of andere gebouwen neer te poten op gronden waar natte voeten gegarandeerd zijn? Kunnen we die ruimte niet beter teruggeven aan de rivier? Politieke moed is met andere woorden een must in dit dossier.
Toonaangevende projecten
Er bestaan in België reeds projecten die toonaangevend zijn voor een goede waterhuishouding. Een goed voorbeeld is het Domein van Chêvetogne nabij Dinant, waar natte gebieden zijn gecreëerd, die zowel het water kunnen opvangen bij extreem regenweer, als het water kunnen vasthouden tijdens perioden van ernstige droogte. Tegelijkertijd heeft het domein een toeristische, ecologische, pedagogische en economische functie. Aan de oevers van de Maas en andere rivieren wapenen industriële sites zich steeds beter tegen de gevolgen van hoge (en lage) waterstanden. In de Demervallei, vroeger vaak het decor van ernstige overstromingen, werden meanders hersteld, zodat de rivier opnieuw ruimte krijgt, wat dorpskernen spaart van nattigheid.
Ook in stedelijke gebieden ondernemen overheden actie. Zo maakt Antwerpen gebruik van de werken aan de Ring om het watersysteem in de omgeving duurzaam aan te pakken. Brussel legt een gedeelte van de Zenne opnieuw bloot, inclusief de aanleg van ondiepe plasbermen en het herstel van de natuurlijke kronkels van de rivier.
De laagstgelegen gebieden in Vlaanderen kennen een extra bedreiging: verhoogd springtij en stormvloed vanuit de zee en in sommige rivieren, zoals de Schelde. Daarvoor zijn projecten zoals het Sigmaplan een belangrijke hoeksteen van onze waterveiligheid.
De rol van de overheid
Daarnaast moeten we eerlijkheidshalve stellen dat overheden in ons land steeds meer bewust zijn van de tekortkomingen van de oude vormen en gedachten op het vlak van omgaan met het water. Draslanden worden hersteld, rivieren krijgen ruimte, en er is onmiskenbaar meer controle op het bouwen in overstromingsgevoelige gebieden. Het volledig omkeren van de manier waarop we met water omgaan, vergt echter tijd en geld. En dat zijn twee schaarse bronnen.
Vele actoren in ons land beginnen in te zien dat we het water moeten omarmen, met het nodige ontzag voor dat ontembare natuurelement. We hoeven ons geen illusies te maken: een volgende waterbom zou opnieuw grote schade aanrichten. En die volgende waterbom komt er vroeg of laat. Dergelijke perioden van intense regenval zullen een uitzonderlijk fenomeen blijven, maar de kans dat ze voorkomen stijgt wel flink. Professor Patrick Willems van KU Leuven becijferde dat de kans op het ontstaan van waterbommen en dus hun frequentie tegen eind deze eeuw 5 tot 10 keer hoger kan liggen dan nu! Er is echter ook positief nieuws te melden. Alle belanghebbenden lijken te leren uit de fouten van het verleden, en werken aan een betere aanpak van de waterhuishouding.