De uitgaven voor zorg blijven stijgen, maar tijdens Prinsjesdag 2023 bleken preventie en gezondheidsbevordering het kind van de rekening. Marit Vuyk en John Boon breken samen een lans om juist te investeren in een gezonde leefomgeving. Ook al betaalt het zich pas op de langere termijn terug. Hoe overkom je hindernissen in een sterk verkaveld beleidslandschap, waarbinnen de economie nog steeds voor gezondheid en welzijn lijkt te gaan?
John Boon is landschapsarchitect bij Arcadis en het gezicht van de Gezond Stad Index. Hiervan verscheen in 2022 de tweede editie, met wederom Groningen als lichtend voorbeeld. Marit Vuyk is adviseur duurzame en gezonde gebiedsontwikkeling. Samen gingen zij in gesprek: Over de verschillen en raakvlakken van hun beide werkvelden.
John: ‘Wij zijn als ontwerpers en techneuten vooral gericht op het verbeteren van de fysieke leefomgeving. Hoe richt je een stad in, hoe verwerk je klimaat-adaptieve maatregelen in je ontwerp en hoe combineer je een enorme woningbouwopgave met een leefbare groene buitenruimte?’
Marit: ‘Onze werkvelden liggen in elkaars verlengde. Wij denken als adviseurs, samen met betrokken partijen, in de visiefase na over hoe de verschillende ambities en eisen een plek krijgen binnen een nieuwe wijk. Voorbeelden zijn het koppelen van kansen van de fysieke en de gezonde leefomgeving en het uitlichten van de punten waarop echt keuzes gemaakt moeten worden. Gezondheidsbescherming en -preventie is ons werkdomein. De kloof tussen lommerrijke villawijken en sterk versteende achterstandsbuurten is niet alleen een verschil tussen arm en rijk, het is ook een gezondheidskloof. Mensen met minder geld leven gemiddeld korter en ze zijn vaker en langer ziek. Achtereenvolgende kabinetten beoogden die ongelijkheid wel te verkleinen, maar in de praktijk zie je nog weinig van het dichten van de kloof.’
John: ‘Het probleem van die wijken wordt extra vergroot doordat we er voor kiezen binnen onze stedelijke gebieden te verdichten, in plaats van in het buitengebied te bouwen. Het voorkomt autobewegingen, maar gaat meestal wel ten koste van het toch al schaarse groen in de stad. Wil je verdichten én de leefbaarheid vergroten, dan moeten we dus af van de Hollandse droom van grondgebonden laagbouw. En we moeten af van onze bouwkundige hoogtevrees, want we kunnen niet allemaal een voordeur aan de straat hebben én een fijn park om de hoek. Als je torenhoge prijzen van appartementen ziet, zijn veel woningzoekenden allang klaar met die droom. Maar voor projectontwikkelaars en bouwers zijn grondgebonden woningen lucratief en minder gecompliceerd. Hun belang snap ik wel, maar waarom beleidsmakers nog steeds volharden in deze doodlopende weg is mij een raadsel. Het is een slang die in eigen staart bijt. Want wat leert een halve eeuw Vinex-bouw ons? Het aantal bewoners per hectare in die nieuwe wijken is te klein voor de rendabele exploitatie van hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) – toch een belangrijke voorwaarde voor een leefbare woonomgeving. Aan het eind van de rit hebben we veel extra asfalt moeten uitwalsen om al het individuele autoverkeer in goede banen te leiden. Zonde van het geld én de ruimte.’
Marit: ‘De inrichting van de leefomgeving moet bijdragen aan een gezonde leefstijl. Maar veel keuzes die een gezonde leefomgeving bevorderen, sneuvelen vanwege de financiering. De kosten gaan ver voor de baten uit. Voor een gekozen volksvertegenwoordiger is het moeilijk om te oogsten wat er gezaaid is, daarvoor is de zittingstermijn doorgaans te kort. Als je het over gezondheidswinst hebt, gaat het juist over een lange termijn. Daar komt bovenop dat de behaalde winst ook moeilijk te kwantificeren is. Een ander structurele hindernis is dat de benodigde investeringen meestal door de overheid moeten worden gedaan, terwijl de opbrengsten voor een belangrijk deel bij private partijen liggen. Burgers die minder ziek zijn, dat is economisch vooral fijn voor werkgevers en zorgverzekeraars. Een gemeente kan ook besparen op bijvoorbeeld Wmo-uitgaven, maar dat staat niet in verhouding tot de investering. Dat we alles in geld willen uitdrukken is een probleem op zich, omdat verbeterd welzijn zich moeilijk in euro’s laat afmeten, al snap ik het mechanisme wel. Wanneer je beleidsmakers een gezonde businesscase kan presenteren, dan is de stap naar uitvoering sneller gezet.’
John: ‘Gezondheid is gelukkig geen linkse of rechtse hobby. Ik pas mijn verhaal wel altijd een beetje aan op de politieke kleur van mijn gesprekspartner. Is de betreffende wethouder van een christelijke partij, dan ligt het benadrukken van de relatie tussen een gezonde leefomgeving en goed rentmeesterschap voor de hand. Bij een VVD-raadslid heb ik het waarschijnlijk eerder over de waardevermeerdering van vastgoed binnen een groene omgeving. Dat is namelijk gunstig voor de WOZ-opbrengsten, die de gemeente weer nodig heeft voor de begroting.’
Marit: ‘Gezondheid als vertrekpunt wordt door alle politieke kleuren omarmd. Dat je op weg naar een stad met gezondere burgers tegelijkertijd werkt aan biodiversiteit en klimaatadaptatie is een hele mooie bijvangst. Zou je de aanleiding en aanpak omdraaien, dan polariseer je het gesprek.’
John: ‘Helaas zijn niet alle hindernissen even makkelijk te omzeilen als politieke kleur. Veel loopt vast bij de organisatie van de overheid en gelieerde instellingen. Het is enorm verkaveld en sectoraal, terwijl je voor gezonde gebiedsontwikkeling en omgevingsmanagement juist samenwerking nodig hebt tussen de diverse loketten. De nieuwe Omgevingswet voorziet gelukkig op dit vlak veel meer in integraliteit én gezondheid is er stevig in verankerd. Dat vraagt om een andere houding van zowel overheid als marktpartijen, want burgers hebben met die nieuwe wet ook meer handvatten om de overheid aan haar beloften te houden.’
Marit: ‘Je ziet nu al dat afwachtende overheden door burgers worden gecorrigeerd en aangespoord om werk te maken van gezondheidsbescherming. De successen van Urgenda in de rechtbank zijn een inspiratie voor goed georganiseerde burgerbewegingen zoals die nu optrekken tegen Schiphol en Tata Steel.’
John: ‘Ik bespeur bij de mensen die het moeten doen nog vaak twijfel om daadwerkelijk stappen te zetten. We kunnen niet zonder heldere beleidstukken, maar met mooi opschrijven alleen kom je er niet. Voeg de daad bij het woord.’
Marit: ‘Ik snap de koudwatervrees ook wel. Neem het autoluw maken van een straat of buurt. Verder moeten lopen naar je auto, dat levert geheid verzet op. Als beleidsmaker moet je laten zien wat je ervoor terugkrijgt: een mooie groene straat. Ga uit van het positieve.’
John: ‘Een artist impression van wat het wordt helpt enorm om mensen mee te krijgen, is mijn ervaring.’
Marit: ‘Begin kleinschalig. Introduceer een autovrije straat als experiment. We hebben positieve voorbeelden nodig. Ook heel veel kleine initiatieven dragen samen bij aan een leefbare omgeving. Het zorgt voor een rimpeleffect.’